Meer aandacht voor actieve en duurzame modaliteiten
Bij het operationaliseren van beleidsdoelstellingen op kruispunt- of netwerkniveau komt het geregeld voor dat verschillende beleidsdoelstellingen met elkaar conflicteren. Niet op alle kruispunten is het mogelijk om aan alle streefwaarden van de verschillende categorieën te voldoen. Als niet aan de streefwaarden voor alle verkeersdeelnemers wordt voldaan, geeft het principe dat meer aandacht nodig is voor actieve en duurzame modaliteiten houvast om te bepalen voor welke categorie aan de streefwaarden moet worden voldaan.
Meer aandacht voor actieve en duurzame modaliteiten, de basis voor het STOMP-principe, is een belangrijk onderdeel van de Strategie Mobiliteitstransitie. Het geeft op hoofdlijnen de gewenste behandeling aan voor de betreffende categorie bij het ontwerp en de inrichting van de openbare ruimte. Dit geeft voor elk schaalniveau van de stad aan welke categorie van wegen/routes voor de verschillende modaliteiten (voetganger, fiets, OV, deelmobiliteit en auto) in de openbare ruimte worden onderscheiden.
Het STOMP-principe legt de basis voor het te hanteren streefwaarden per modaliteit en categorie bij VRI’s. Deze streefwaarden[1] geven aan hoe de belangen van de betreffende categorie bij een VRI worden beschouwd. De daarbij te hanteren categorieën zijn weergegeven in Tabel 2.
Modaliteit | Categorie |
Voetganger | Alle |
Fiets | Sterfietsroutes |
Fiets | Hoofdnetwerk en overig |
OV | Verbindend |
OV | Ontsluitend |
Auto | Regionale hoofdweg |
Auto | Stedelijke hoofdweg |
Auto | Wijk- of gebiedsontsluitingsweg |
Tabel 2: Categorieën per modaliteit
Naast de genoemde modaliteiten hebben de nood- en hulpdiensten (ambulance, brandweer en politie) met een dringende taak (met sirene en zwaailicht rijdend) altijd en overal de allerhoogste prioriteit.
Den Haag heeft de ambitie om een echte fietsstad te worden. Het streven is dat in 2040 de fiets het belangrijkste vervoermiddel voor verplaatsingen in de stad is[2]. Vooral in de hoogstedelijke en gemengd stedelijke gebieden zijn goede en veilige fietsroutes een belangrijke basis voor het realiseren van het fietsbeleid. Dit is duidelijk terug te zien in de streefwaarden.
Het OV is eveneens belangrijk voor het Haagse mobiliteitsbeleid. Dit beleid heeft vooral als doel om zoveel mogelijk reizigers te verleiden de auto te laten staan en de tram of bus te nemen. In de netwerkstrategie wordt de basis hiervoor gelegd door een netwerk van verbindend en ontsluitend OV. In de regelstrategie van deze Nota VRI worden voor deze twee categorieën aparte streefwaarden benoemd. In Bijlage 2: Indeling OV-lijnen staan de OV-lijnen benoemd die onderdeel zijn van respectievelijk verbindend en ontsluitend OV. Voor in- en uitrukkers worden de streefwaarden van het ontsluitend OV gehanteerd[3].
Ook kent Den Haag een netwerk van (regionale en stedelijke) hoofdwegen, waarop het autoverkeer gebundeld wordt afgewikkeld. Op deze routes is de doorstroming van het autoverkeer belangrijk om in andere gebieden of op andere delen van het Haagse wegennetwerk meer ruimte voor voetgangers, fietsers en OV te creëren. In de streefwaarden bij VRI’s in luw stedelijke gebieden worden deze argumenten ook meegenomen.
- 1 Er zijn ook situaties waar van de streefwaarden kan worden afgeweken. Voorbeelden zijn schoolzones met veel overstekende kinderen en fietsers, paardenoversteken en locaties waar veel ouderen of mindervaliden oversteken.
- 2 Vastgelegd in de Fietsstrategie voor Den Haag in 2040: Ruim Baan voor de Fiets.
- 3 De dienstregeling van het OV is ook gebaseerd op een zekere rijtijd van in- en uitrukkers: OV-voertuigen die van remise tot beginpunt van hun lijn rijden. Inzet van materieel en personeel is hierop afgestemd.